Mocht u willen reageren of een opmerking plaatsen dan kunt u Johanna via onderstaande brievenbus een bericht sturen.

De  boom

mijn moeder plantte voor ik werd geboren
in onze tuin een ratelpopulier
hij was zo breekbaar dat ze hem moest schoren
zijn voet beschermde zij met bordpapier 

een blikseminslag kerfde diepe sporen
maar hij herstelde van de wonden, fier
wuifden zijn bladeren weer als tevoren
en ook het roekennest droeg hij met zwier

het kwaad dat was ontwaakt in moeders schoot
heeft mij naar huis gehaald voor vele weken
de trotse populier bleek ook in nood

door storm en wortelrot is hij bezweken
hij heeft zijn takken langs haar raam gestreken
als laatste groet toen zij haar ogen sloot 

                        Corry van Doorn


kale toppen

met rokken van hermelijn

alsof daaronder

vlak onder het wit

gezellige warmte huist

 

Ad Steijn


Hiaten

Omdat ik wilde weten waar je was
zocht ik naar jou in onbekende straten
waar oude huizen donker en verlaten
de echo galmden van mijn trage pas
Daar hoorde ik jou achter muren praten
je stem klonk zacht maar scherp als snijdend gras 

Ik trad behoedzaam in ’t gebroken glas
van mijn herinneringen, zelfs hiaten
werden stilaan gevuld met rook en as
Omdat ik niet vergeven kon noch haten
heb ik me afgekeerd. Met snelle pas
ben ik gegaan en heb je daar gelaten

 

Corry van Doorn


kleuren verdrijven
zwart wit dagen
spel van dood
speelt stil de warme nacht
de aftocht 

aan stukken
rolt de dag kleuren ineen
gevlochten tot
kracht tot geil genot
van trots

 

Boudewijn Rikmanspoel


Sporen 

morgen zal alles van een ander zijn
met vaders dood sluiten zich hier de deuren
het lege huis staat stil de rouw te treuren
al liet ik wel de troost van een gordijn 

er gaan al vreemden rond op het terrein
hoewel ik mijn verdriet nog niet kan beuren
wordt al verwacht dat ik mij los zal scheuren
van mijn geboortegrond en dat doet pijn 

nu ga ik voor het laatst de akkers rond
de lege kassen en verlaten erven
dan voel ik mij van binnen even sterven
en proef de smaak van tranen in mijn mond
want ik zie in door vorst versteende grond
een eenzame vertrouwde voetstap zwerven

 

Corry van Doorn


hij haalt zijn schouders op

alsof hij zeggen wil:

weet ik waarom ik zit

op deze rechte paal?

 

Ad Steijn


Het bankje 

er staat een roestig bankje aan de Linge
daar mag ik graag vertoeven, ik geniet
intens van wat het mij aan uitzicht biedt
en laat me door die overvloed omringen 

als ik opeens een leeuwerik hoor zingen
de populier zie zwaaien in ‘t verschiet
terwijl de zon haar warme weelde giet
verlies ik me in mijn herinneringen  

Wat hebben zij en ik hier vaak gezeten
mijn zorgen kon ik altijd bij haar kwijt
hoeveel ik van haar hield mocht ik pas weten
toen ik haar ogen sloot na zware strijd 

maar telkens als ik hier heb plaatsgenomen
weet ik dat ze weer even langs zal komen

 

Corry van Doorn


het leven

heft zich naar

het late licht

dat niets geven zal

dan dood in ijle lucht

 

Boudewijn  Rikmanspoel


Wanen 

het regende toen ik je tegenkwam
de wind joeg door je lange natte haren
jij liep hooghartig naar de lucht te staren
maar zag dat ik notitie van je nam 

jou zo te zien maakte mijn benen lam
het liefst wou ik me aan je zijde scharen
om je voor alle wanen te bewaren
je afgewende blik wierp snel een dam 

ook deze keer liep jij me weer voorbij
Want je gekwelde geest wil blijven zwerven
hij liet de sterren in je ogen sterven
en drijft je voort als ’t rusteloze tij 

jij loopt als koning in een oud livrei
en geeft bevel de hemel zwart te verven

 

Corry van Doorn


frivool uitdagend

buigt hij de poten

wellicht hoort hij muziek

in de verte:

glazen muziek

hem toegeblazen

levenslust

 

Ad Steijn


Bedtijd 

hij weet elke dag de avond te rekken
bouwt muren van stilte dicht om zich heen
waant zich dan onzichtbaar voor iedereen
en zal niets doen om de aandacht te trekken 

zo eindigen dagen in twistgesprekken
want mamma’s hart blijkt zo hard als een steen
hij kan toch niet slapen, heeft pijn aan zijn teen
pappa moet komen om hem toe te dekken 

laat je het licht aan pap, straks in de gang?
ligt er niets onder het bed weggekropen?
hij krijgt een aai en een kus op zijn wang 

als hij zijn vader de trap af hoort lopen
knijpt hij zijn ogen dicht, weerloos en bang
want straks gaat de kastdeur weer stiekem open

 

Corry van Doorn


gepland de doden

geteld de lijken

cijfers vallen mee

vrouwen gedwee

kijken in verboden ogen

zonder licht

einde bericht

 

Boudewijn Rikmanspoel


Loslaten 

laat me mijn rozen planten op de maan
ik sla de handen weg die aan me trekken
en ga op zoek naar de verloren plekken
van rust in dit onrustige bestaan 

ik ruil mijn zekerheden voor de waan
dat ik opnieuw de stilte kan ontdekken
laat me mijn rozen planten op de maan
ik sla de handen weg die aan me trekken 

al veel te lang heb ik mijn tijd verdaan
weerhoud me niet, het zou mijn woede wekken
en dan vertrap ik redeloos jouw hekken
toe laat me los, ik kan het niet meer aan
laat me mijn rozen planten op de maan 

 

Corry van Doorn


ik ruik de kleur paars

nog voor ik hem zie

in rijen de geur

waait me aan

zonder wind

in de trilhitte

van de provence

 

Ad Steijn


Koestering 

wij koesteren wat ons nog is gebleven
maar boeten jaarlijks in op ons tegoed
al dansen zomers nog van overvloed
we naderen de winter van ons leven 

het goud dat ons zo scheutig werd gegeven
verliest aan glans bij elke droeve stoet
wij koesteren wat ons nog is gebleven
maar boeten jaarlijks in op ons tegoed 

we hoeven niet meer ergens naar te streven
er hangt geen waarde meer aan geld en goed
al heeft de geest aan spankracht ingeboet
en willen oude handen wel eens beven
wij koesteren wat ons nog is gebleven 

 

Corry van Doorn


gevangen in avondrood
kraakt het water
barst de grond 

als drogen lippen zonder leven
schijnen zonnen zonder kracht 

geen macht
geen armen geheven 

in avondrood gevangen
lichaam zonder borsten

barst maar aarde
barst maar

 

Boudewijn Rikmanspoel


Zwart 

in het begin kon niets aan hem haar storen.
omdat zij van hem hield met heel haar hart
hulde zij zich in het gewenste zwart
en werd haar sprankelende geest  bevroren 

hij trachtte haar te voegen in zijn voren
die zeer rechtzinnig waren en benard
ze heeft, strijdlustig eerst zijn wil getart
maar kinderogen hebben haar bezworen 

nu loopt zij naar de spiegel, opgetogen
versiert zij grijze haren met een lint
pakt koffers in, door hoop en vrees bewogen
vorige week vertrok het laatste kind 

vanuit het huis zien machteloze ogen
haar rode rok verwaaien in de wind 

 

Corry van Doorn


staart naast staart

staren zij

naar de volle maan

zo vol

dat ze vergeten maanziek te worden

staart naast staart

 

Ad Steijn


De laatste sneeuw 

gelijk een dode ligt ze daar
de handen saam gevouwen op haar borst
en op het kussen ligt het grijze haar
wat slordig om haar lieve hoofd gemorst 

ze slaat haar ogen op en kijkt ons aan
met moeite vouwt een glimlach om haar mond
lijkt meer met ons dan met zichzelf begaan
want in en om dit huis stormt wanhoop rond 

ze had het graag een laatste keer zien sneeuwen
maar elke dag steelt wat van haar gewicht
en elke nacht hoort haar in stilte schreeuwen 

zo doofde heel gestaag haar levenslicht
nu haar gezicht de schaduw draagt der eeuwen
sneeuwen de vensterruiten langzaam dicht 

 

Corry van Doorn.


stad verdronken in het hart

laaft zich
 

tranen deinen door straten

geil van hebzucht en gemak

een paradijs op jacht

kust met koude lippen
 
dag in dag uit

met koude lippen
 

Boudewijn Rikmanspoel


Schrikbewind 

ik huiver voor het vallen van de regen
het angstaanjagend kraken van ‘t gebint
mijn woning zet zich schrap tegen de wind
haar ouderdom begint nu zwaar te wegen 

het bladgoud dat de bomen reeds verkregen
wordt in één dag met veel torment geïnd
ik huiver voor het vallen van de regen
het angstaanjagend kraken van ‘t gebint 

de stroom die aan zijn zomerbed ontstegen
zijn weg omhoog tegen de dijk begint
voert met de storm een razend schrikbewind
ik zie de populier ontdaan de hemel vegen
en huiver voor het vallen van de regen 

 

Corry van Doorn


een karretje op de zandweg reed

maar zonder maandag zonder kar

alleen bijna lijnrecht

twee sporen zand

naar de horizon

waarachter

het spannende wacht

 

Ad Steijn


Hunkering 

als ik na jaren weer het dorp doorkruis
zien ze in mij een stadse vreemdelinge
toch delen ze mijn jeugdherinneringen
want lang geleden hoorde ik hier thuis 

een diep verlangen drijft me naar de sluis
en naar het boerderijtje aan de Linge
waar ik als kind mijn moeder hoorde zingen
en vaders lach klonk in  het achterhuis 

met bonzend hart betreed ik weer de straat
en ruik ik de vanouds bekende geuren 

de bomen die het najaar staan te kleuren
verwijten ruisend, ‘je bent veel te laat’ 

op zoek naar toegang tot vertrouwde deuren
vind ik alleen de pijn van het hiaat 

 

Corry van Doorn


doelloos dolend door de dingen

draagt men vragen aan

in woorden wonen wonden

die geen mens herkent

met lippen treed het leed

de oren en weet geen dagen

te dragen tot de nacht hen scheid

verwijt ze niet

benijd ze niet

 

Boudewijn Rikmanspoel


Tuinhuis 

mijn kindertaal kon hem toen niet bereiken
al lag mijn warme knuistje in zijn hand
want grootvader nam afscheid van zijn land
waarvan hij na een lange strijd moest wijken 

als ‘k later op het viaduct ga kijken
dat zwaar op huis en erven is geplant
zie ik onthutst beneden aan de rand
het oude tuinhuis nog onder de eiken 

ik daal langs bermen af, mijn wangen kleuren
want voor het raam denk ik een lief gezicht 

Ik roep vergeefs aan openstaande deuren
verwoestend heeft de tijd zijn werk verricht 

de scheefgezakte muren dragen scheuren
en spinrag weeft gebroken vensters dicht 

 

Corry van Doorn


jouw ronde lijnen

vagen kleuren weg

zelfs gekleed

ben je naakt

of gekleed juist

in de naaktheid

van je zwangerschap

 

         Ad Steijn


Spookhuis 

verwaaide struiken groeiden om het huis
en de klimop verstikte alle ramen
wij plukten er vrijmoedig rijpe bramen
en waanden de bewoners nimmer thuis 

maar op een keer klonk er een zacht geruis
was het  de wind? wij scholen angstig samen
er zweefde door de tuin een oude dame
ze huilde zacht, wij sloegen snel een kruis 

nu woon ik er, ik heb het huis gekocht
de schaduwen van onheil zijn verdwenen
en zonneschijn  heelt de vermoeide stenen 

soms waait er door het huis een vreemde tocht
dan weet ik dat de tuin weer wordt bezocht
en hoor ik in de wind haar droeve wenen

 

Corry van Doorn


beschimmeld geluk

spreekt stoffig van verleden

van verlaten werkelijkheid

dansen om te vergeten

dat hoop nooit

echt de grond raakt

 

Ad Steijn


Terugblik 

er klinkt een zacht gejammer in de nacht
de kamer wordt gevuld met angstig hijgen
van oude dromen die hem weer bedreigen
hoewel hij ze voorgoed begraven dacht 

hij draagt het brandmerk nog, zes vier nul acht
en wrijft zijn arm als om het weg te krijgen
voelt niet te stuiten gruwel binnen drijven
de beelden hebben hem terug gebracht 

soldaten drijven kil en onbewogen
verslagen mensen in een zwarte trein
opnieuw ziet hij met brandend onvermogen
hoe mensen toen geen mensen mochten zijn 

zijn handen beven en uit oude ogen
vloeit bijtend zout uit nooit te stelpen pijn

 

Corry van Doorn


Geraakt 

zij vreest de leegte van de straat
en de belegering der muren
is bang voor het verholen vuren
van een trefzekere soldaat 

zij proeft de volte van het kwaad
want in die zwaar bezochte uren
groeide haar vriendschap voor de buren
naar een ontluisterende haat 

wanneer de wapens zijn verstomd
en hoop weer tikt aan alle ruiten
gaat zij nog elke nacht naar buiten 

haar oor gespitst haar ziel gekromd
hoort zij hoe daar de stilte gromt
de poort der vrees zal nooit meer sluiten

 

 Corry van Doorn


Fantomen

ik ben gevangen in benauwde dromen
adembenemend door de mist omvat
beland ik op een onheilspellend pad
dat naar een kerkhof leid, verwaaide bomen 

omringen mij als schimmige fantomen
hier tast ik naar mijn jeugd en alles wat
ik in het leven zo heb liefgehad
maar dat me door de tijd wreed werd ontnomen 

mij stotend aan met mos begroeide stenen
zoek ik de wereld die mij is ontroofd
de bomen druppen kilte op mijn hoofd
en struiken slaan hun doornen in mijn benen 

fel laait de pijn, niet langer meer verdoofd
schreeuw ik om alle zomers die verdwenen 

 

Corry van Doorn


Leeg 

het pleintje ligt verlaten weg  te dromen
op een terras staan rieten stoelen nat
te wachten op bezoekers die niet komen
een troosteloze middag in de stad 

de regendruppels schuilen in de bomen
waar najaar zich al roert, gevallen blad
wordt in de goot door water meegenomen
daar nemen ook de merels snel een bad 

waarom is ze opnieuw hierheen gegaan
dit plein kan het verkleumde hart niet warmen
geblakerd kijkt het oude huis haar aan
de plek des onheils weigert zijn erbarmen 

toch zal ze morgenmiddag hier weer staan
zij weet zich nog geen raad met lege armen 

 

                      Corry van Doorn 


Mist
 

de horizon toont nog wat delicate
zachtroze wolken van de avondval
het vlakke polderlandschap ligt verlaten
nu koeien weer verblijven in hun stal 

alleen een schaap loopt eenzaamheid te blaten
steels kruipt de nevel op de oeverwal
nog verder uitstel kan mij niet meer baten
ik weet nu welke weg ik nemen zal 

al uren loop ik door het veld te zwerven
het goede dat ik had heb ik verkwist
een oud verbond wordt nu door mij gewist
wat rest zal net als deze zomer sterven 

er vlammen lichten aan op boerenerven
maar ik verdwijn in een decor van mist
 

Corry van Doorn


Mocht u willen reageren of een opmerking plaatsen dan kunt u Johanna via onderstaande brievenbus een bericht sturen.